Unidentified Flying Flemish – het overzicht –
knookske = botje
bot = regenlaars
ket = jongere
snit en naad = opleiding tot naaister
haartooi = opleiding tot kapster
groentjes = groente
voormiddag = ochtend
verschietachtig fel = schrikbarend erg
geëten = gegeten
zjat = mok
de boekskes = de (roddel-)bladen
bons = bonnetjes
klappen = praten
kletskop = iemand met een kaal hoofd
tettergat = kletskop
zagevent = zeurpiet
en si en la = en zus en zo/enzovoort
sjoeke (chouke) = koosnaampje (kooltje)
toen viel mijne frang = toen viel het muntje
buitenwipper = uitsmijter/portier
dabben = klauwend graven
blèten = huilen
vapeurkes = opvliegers
tiret = rits
fonetisch: pàzjamá = pyjama
dampkap = afzuigkap
om ter… (snelst, grootst, hardst) = wie het grootst, snelst, hardst kan/is
je regels/maandstonden hebben = ongesteld zijn
dagdagelijks = dagelijks
trapladder = ladder
geef er een lap op = zet ‘m op
autostrade = snelweg
smossen = morsen
broodje smos = broodje gezond
schol = proost
boeleke = baby’tje
ik ben mottig = ik ben misselijk
melig = corny/kitcherig
zagen = zeuren
sjieken = kauwgom kauwen
kremmeke = ijsje
mazout = stookolie
boke = boterham
poep = billen
pipi en kaka = poepen en plassen
poepen = neuken
iemand binnen doen = iemand aan het tongzoenen of in bed krijgen
vogelen = neuken
tetten = tieten
tetteke rus = tieten voelen
poert = scheet
spekken= spugen
muilen = tongzoenen
foef = kut
foefelen = onzedelijke handelingen
tabà k =Â tà bak
kameleà²n = kaméleon
dynámo = dynamo (er kan geen accentje op de y -Â grmbl)
róbot = robà²t
tenà²r = ténor
tsunámi = tsúnami (met een oe dus hè)
kódak = kodà k (is hier niet alleen een merk, maar ook een algemeen woord voor een camera)
cacáo =Â cácao
kájak =Â kajà k
moor =Â waterketel
kast =Â aanrecht
pan =Â koekenpan
casserole =Â pan
garde =Â klopper
frigo =Â koelkast
microgolfoven =Â magnetron
vergiet =Â verziep
theedoek =Â keukenhanddoek
vaatdoek =Â schotelvod