Kacheltjelam
Een paar maanden geleden hadden Wannes en ik een korte wijle een abonnementje op Videoland, een Nederlandse betaalzender waar je vooral terugkijkmateriaal van Nederlandse RTL-zenders vindt. Ik geloof dat we het abonnementje hadden genomen om Undercover te bekijken, maar ik sluit niet uit dat ik ook even behoefte had aan de Nederlandse versie van Blind Getrouwd of andere pulp-tv, want dat genre vind je er in ruime mate.
Al hangend en scrollend door de ellende waren we op Bureau Burgwallen gestuit en vraag me niet waarom, maar Wannes en ik kijken graag rechtbank-, reclassering- en gevangenis-reality-tv. Politie-reality bevalt ons meestal niet zo, maar hierin bleven we toch hangen, waardoor we – god geef mij die uren terug – alle afleveringen van het eerste seizoen hebben gebinged. Over de kwaliteit van het programma laat ik me verder niet uit, maar wat vond ik het heerlijk! Mijn geboortegrond, mijn stad, de buurt waar mijn beste vriend woonde, en mijn beste vriendin, waar ik jarenlang ging dansen, mijn nachten sleet nadat de keuken waar ik kok was sloot, waar ik van café naar café trok om al tafelvoetballend de buurt onveilig te maken, waar ik elke coffeeshop kende, waar ik ooit in een schaakcafé werkte en waar ik winkelde en dwaalde. Maar ook de buurt waaraan ik zoals elke rechtgeaarde Amsterdammer een beetje een hekel had: de drukte, de toeristen, de prijzen, de waanzin, mèh.
Mijn taal
Maar goed, in dat programma kon ik niet alleen mijn hart ophalen wat betreft herinneringen aan straten, pleinen en andere plekken met gespuis, maar ik vond er ook mijn taal terug. De taal die ik al veertien jaar alleen in mijn herinneringen hoor en spreek. De taal waar Vlamingen van gruwen, omdat die zo hard, direct, plat en grof is, maar die zich in mijn hart heeft genesteld als zijnde de taal die ik sprak met mijn stadsgenoten als het zo uitkwam en die – hoe vuil en hard het ook klinkt – vaak gewoon heel hartelijk en soms zelfs liefkozend bedoeld is. De taal die ik meer miste dan ik dacht.
Ik genoot er zo van dat ik na verloop van tijd pen en papier pakte en begon te noteren. En laten we wel wezen, het is een politieprogramma, het gaat er sowieso niet zachtzinnig aan toe, dus de taal is van de straat. Maar het is wel mijn taal, van mijn straat, van mijn hart, van mijn verleden. Ik hou ervan.
Je hebt ze keurig teruggebeukt.
Het is een duur klokkie.
Die is helemaal wappie.
Krijg de tyfus.
Opzouten nou.
Hij is erg in de olie.
Naar de klote gaan.
Het is een grote bende.
Liggen blijven of je krijgt een ros.
Dat geeft een hoop gezeik hier.
Dat kan me geen reet schelen.
Ik zweer het je op mijn moeder.
Hij is kacheltjelam.
Wat heb je in je flikker?
Je mept ze half lens.
Wat een klerezooi.
Effe lekker doorrammen.
Amen.