Coronacultuurclash

Afbeelding van plattegrond van de Watergraafsmeer in Amsterdam

De reis naar Amsterdam is de afgelopen jaren van karakter veranderd. De eerste jaren ging ik naar Amsterdam om mijn hart op te halen. Om alles wat ik miste daar te vinden: vertrouwdheid, gewenstheid, bekendheid. Ik checkte ook wat er veranderd was – hee is die winkel nu dicht? mag je deze straat niet meer in? is die geldautomaat weg? – en ik voelde dat de stad nog steeds van mij was, ook al was het bezit op afstand. Na een paar jaar veranderde dat. Er gebeurden dingen die ik niet wist of niet had onthouden. Er werden tramlijnen opgeheven, huizenblokken afgebroken, parken aangelegd en bruggen vervangen zonder dat ik het in de gaten had. Als ik ergens wilde eten, moest ik aan mensen vragen waar dat het beste kon, en plekken die vroeger troosteloos en verlaten waren, werden hip en happening. Zelfs de straatnamen verdwenen langzaam uit mijn geheugen. Daar schreef ik ooit nog een stukje over.

Na een paar jaar werd naar Amsterdam gaan ook een cultuurclash. Ik was naar een fluistersamenleving verhuisd waar men elkaar niet lastigviel met hard gepraat, al te intieme verhalen en bruuske mededelingen, dus zodra ik in Amsterdam was, zette ik me schrap voor het volume, de confrontatie en het totale gebrek aan omzichtigheid. Maar die cultuurschok voltrok zich nog grotendeels langs de lijnen van het voorspelbare: Nederlanders zijn haantjes de voorste die hard praten en je persoonlijke ruimte niet respecteren, Vlamingen houden afstand en praten zacht of zwijgen zelfs. What’s new? Ook daar schreef ik uiteraard allang een stukje over.

Bezemsteel of klein persoon

Maar met de coronacrisis deed een nieuwe cultuurshock zijn intrede. Voor ik dit weekend naar Amsterdam ging, hadden al twee mensen me gewaarschuwd: bereid je voor, de Nederlanders gedragen zich alsof er niets aan de hand is. Dus bereidde ik me voor. Ik beeldde me in dat iedereen me rakelings passeerde, luid pratend en hard lachend en ik stelde vast dat voorbereiden zinloos was: wat kon ik eraan doen? Behalve zelf volharden in voortdurend uitwijken? Dus daar stond ik: tollend in een benzinestation, kreunend dat ik zo snel mogelijk weg wilde. Ga jij maar weer in de auto zitten, ik haal wel koffie, zei Wannes. Toen hij terugkwam, zag hij er geradbraakt uit.

In Amsterdam moesten we naar een winkel tussen een heleboel winkels, als mensen tussen een heleboel mensen, en hoewel ik niet iedereen over één kam wil scheren, was de overheersende indruk: de waarschuwers hadden gelijk. Het winkelend publiek deed alsof er niets aan de hand was. De mensen liepen midden op de stoep, zodat je er hoe dan ook nooit op afstand langs kon. Ze lachten, kuchten en praatten je in het gezicht en hoewel de meeste winkels wel een systeempje hadden, werd ik toch regelmatig ingesloten in een gangpad. Er was geen ontsnappen aan. Natuurlijk waren er mensen die een stapje opzij gingen, maar een stapje is geen anderhalve meter. Anderhalve meter is een bezemsteel, of een klein persoon. Die bezemsteel kon in Amsterdam zelfs bij de goedbedoelenden nergens tussen.

Na iets meer dan 24 uur waren Wannes en ik weer in Leuven, volkomen overprikkeld en een beetje opgelucht: we waren weer thuis. In het land van de mondmaskers en de nog maar net geopende bankjes in het park. Waar uiteraard ook allerlei onverlaten doen alsof er niets aan de hand is, maar waar nog veel meer mensen even schichtig zijn als wij.

22 juni 2020 | 1 reactie

«

»

Geef een antwoord

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

1 Reactie
  1. paul 22 juni 2020

    Het went snel

© 2020 Maartje Luif & KLEO, met dank aan Wannes Daemen • Leveringsvoorwaarden

Stuur een mailtje

Wil je meer informatie of heb je vragen? Mail mij!

Wordt verstuurd

Login met je gegevens

Je gegevens vergeten?