Waar kan ik heen?
Mijn moeder zei het soms als ik zeurde om meer hagelslag op mijn boterham: ‘Als het je hier niet bevalt, ga je toch weg?’ Ze gaf me uiteraard niet echt de keuze om mijn tandenborstel en mijn teddybeer in te pakken, maar als ze geen zin had in de discussie, gebruikte ze het als machtsmiddel. Het was haar manier om duidelijk te maken dat ze de baas was. En hoewel mijn innerlijke driftkikker schreeuwde ‘oké, dan ga ik wel!’, was de werkelijkheid onverbiddelijk, want waar moest ik heen?
‘Waar kan ik heen? Ik kan niet naar China,’ zong Het Goede Doel in diezelfde tijd en hoewel de vluchtneigingen van de tekstschrijvers wortelden in het No future-sentiment van begin jaren tachtig, was het ook een geschikte soundtrack voor een negenjarige die zat te mokken in haar kamer. ‘Is er leven op Pluto? Kun je dansen op de maan? Is er een plaats tussen de sterren waar ik heen kan gaan?’
Fast forward naar 23 jaar later. Ik twijfelde niet over België. Of misschien eventjes, omdat het niet niets is, ontslag nemen en je naasten verlaten, maar de twijfel was van korte duur. Er wachtte een liefde, er wachtte een leven, en het zou een einde maken aan ontwrichtende financiële en lichamelijke consequenties die een langeafstandsrelatie met zich brengt.
Maar wat bleek: België twijfelde wel over mij. Want hoewel ik me al geruime tijd neerlegde bij een enkele laag hagelslag, bleek het machtsmiddel ‘als het je niet bevalt, ga je toch weg’ nog steeds actueel. Ik kreeg het te horen toen ik een foutparkeerder vroeg om zijn bestelwagen niet voor mijn raam te zetten, het werd me geadviseerd toen ik Belgische freelancetarieven ter discussie stelde, en ik kreeg het niet zelden te verstouwen in de ongezellige berichten die je als columnist geregeld ontvangt. Zelfs weldenkende mensen zeggen soms tegen me: ‘Je hóéft hier toch niet te zijn?’
Er is soms verwarring over waar ik dan wel naartoe zou moeten. Op basis van mijn uiterlijk adviseren mensen me vaak om de terugreis naar de Caraïben of Marokko te boeken, maar mijn stemgeluid leidt meestal tot de tip om in Nederland te gaan zitten klagen.
En dat is de overeenkomst met groepen die nog veel hardnekkiger worden buitengesloten – mensen die hier vaak geboren en getogen zijn: het maakt niet uit waar we vandaan komen, als we maar weggaan. Als je klinkt of eruitziet als een nieuwkomer, dan is dat genoeg om legitieme kritische noten te pareren met de vraag wat je hier eigenlijk nog doet.
De vraag is retorisch, want ze willen het antwoord niet horen. Ze willen niet weten dat we op zoek zijn naar liefde en welbevinden, dat we al jaren hard werken om een leven op te bouwen en dat de vraag waarom we hier nog blijven te groot is om te beantwoorden.
Bovendien is het niet onschuldig om die vraag te stellen, want het is een machtsmiddel, een manier om dissonante stemmen de mond te snoeren en een vorm van microagressie die, als je maar vaak genoeg in herhaling valt, hetzelfde effect heeft als lichamelijke mishandeling. Onderzoekers hebben zelfs ontdekt dat pijnstillers werken als je last hebt van kleinschalige uitsluiting.
Het afgelopen jaar is die vorm van agressie gepromoveerd tot het politieke vergezicht van centrumrechts. De Nederlandse premier Mark Rutte vernauwde zijn verkiezingscampagne begin 2017 tot de quote: ‘Als het je hier niet bevalt, dan ga je toch weg?’ Waarna Gwendolyn Rutten (Open VLD) schreef: ‘Ik kom gewoon op voor wat wij hier normaal vinden. Wie het daar niet mee eens is, hoeft hier niet te blijven.’
In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen zijn er plannen om niet-Belgische Brusselaars voortaan stemrecht te geven, dan kunnen ze meepraten als het ze niet bevalt. Vlaams minister van Brussel Sven Gatz zegt daarover: ‘Na de aanslagen en de rellen voel je dat er een grote noodzaak aan eenheid is en dan is het logisch dat je meer mensen die eenheid laat bepalen.’ Ik lees zijn woorden, strooi nog wat extra hagelslag op mijn boterham en stel vast dat hij van Open VLD is, de partij die meent dat ik hetzelfde normaal moet vinden als Gwendolyn Rutten. En hoewel ik weet dat het me opnieuw die eeuwige vraag zal opleveren, twijfel ik nog maar eens hardop over België.
Deze column verscheen op woensdag 14 februari 2018 in De Standaard.