Smeerlapperij
In mei 1974 schreef mijn opa deze brief naar de Volkskrant. Hij was toen 63 jaar oud, ik drie maanden. Ik ben een gretige Delpher-delver, dus deze brief had ik al eens opgeduikeld, maar toen ik er onlangs weer op stuitte, was ik opnieuw onaangenaam verrast. Kennelijk was het me gelukt de brief weer te verdringen, terwijl ik niet verbaasd was de eerste keer ik dat ik de brief las.
Mijn opa werd gekneveld door een ernstige dwangneurose, een niet-aflatende godsvruchtigheid, een levenslang knellend conformisme en diep verankerde militaire discipline. Hij deed daar zichzelf en anderen de duvel mee aan, en soms maakte hij zich kennelijk zo kwaad dat hij vond dat het in de krant moest.
Behalve een boel aankondigingen dat hij een vulpotlood had gewonnen door de ‘puzzle’ in te vullen, en uiteraard de nodige familieberichten, vond ik in Delpher twee brieven met zijn grieven en twee nieuwsberichten over zijn taak als reserve-majoor in Indonesië (ook al zoiets). De andere brief zal ik hieronder plaatsen.
De Reve-brief raakt me. In de eerste plaats natuurlijk omdat het geen fijn idee is dat je opa er allerlei nare ideeën op na hield, ideeën waarvoor ik me plaatsvervangend schaam. Maar in de tweede plaats omdat je aan alles ziet dat hij er heel erg lang over heeft nagedacht. Er mocht nergens een misverstand over bestaan: niet over zijn vroomheid, niet over zijn patriottisme, niet over zijn keurig burgerschap, niet over zijn bekommernis om de jeugd.
Zo heeft hij willen uitsluiten dat er ook maar iemand kon denken dat hij vrijwillig naar De Grote Gerard Reve Show keek:
Ik denk dat hij niet naar de kerk wilde met de mogelijkheid dat de mensen dachten: o kijk, daar heb je die kerel die naar vunzige tv-programma’s kijkt. Hij achtte daarvoor het woordje noodgedwongen niet afdoende, hij vond dat de omstandigheden erbij moesten: hij was op bezoek bij iemand die ernaar keek. En omdat hij het voor mogelijk hield dat er op dat punt nog iemand twijfelde, vond hij dat men ook moest weten dat hij zelfs al heel uitdrukkelijk had besloten niét naar dat programma te kijken.
De tweede alinea lijkt minder eenduidig:
Hij schrijft dat hij de “literator” niet verwijt dat hij ‘homofiel’ is, maar heeft het in dat verband wel over ‘abnormale ideeën’ waarmee ‘kleine kinderen vergiftigd worden’. Dat klinkt als een tegenstelling, maar ik denk echt dat mijn opa enerzijds dacht: je mag mensen niet kwalijk nemen dat ze ‘ziek’ zijn – hij was zelf ook opgenomen geweest – maar anderzijds vond hij dat je zo’n ziekte met alle schroom die je in je had diende te verbergen. Dat had vermoedelijk alles te maken met zijn vroomheid en het heilige geloof in het huwelijk zoals God het bedoeld had. Zijn zinnen over de ezel en het weesgegroetje mogen dan terloops zijn, ze verklaren veel van wat hij beoogde met deze brief. De angst voor een plaatsje in de hel was na zo’n brief in de krant toch weer even bezworen.
De laatste alinea laat al iets zien van de Telegraaf-lezer die mijn opa later werd:
De oranjegezindheid, het burgerlijk fatsoen, de hyperbolen van erg diep gezonken, het duidelijkste bewijs, alle perken te buiten. De aanhalingstekens om “heren”. Mijn opa was een bange, depressieve man die vrijwel alleen maar houvast vond in dingen die ik verafschuw. Een man die zijn macht ontleende aan zijn afkomst, zijn sekse, zijn voorbestemde plaats in de maatschappij. Een man die zag hoe zijn kinderen verloederden en hoe de wereld naar de gallemiezen ging.
Het is zielig en het is gevaarlijk. Dit is hoe mensen radicaliseren: een combinatie van angst en niet beter weten. Mijn opa was geen leuke opa, geen leuke man, maar hij was daar niet uniek in. En hoewel hij in een tijd leefde waarin verstikkende zuilen en fluks vervlogen aanzien veel meer mensen tot zulke uitersten dreven, is het extremisme van alle tijden. Ook nu zijn er weer veel te veel mensen die van bangigheid niet meer weten wie ze de schuld zullen geven.
Mijn opa zet mij aan tot denken. Ik heb hem gekend, bijna twintig jaar lang. En hoewel we niks met elkaar hadden – want hij mag dan in de brief kleine kinderen aanhalen, het was er de man niet naar om zich met kleine kinderen bezig te houden – zag ik hem niet als een man met slechte ideeën. Ik zag een man die elke dag zijn boterham hetzelfde belegde, een man die in paniek raakte als hij de krant niet uitkreeg, een man die zelfs toen hij niet op meer op kon staan de hele dag wilde knielen, een altijd bange man.
Ik heb zijn angst geërfd en ik bezweer het door te beseffen dat er geen beginnen aan is. Dat angst van binnen zit, dat al mijn kennis verhult hoe diep de angst zit en dat het voornaamste wat ons te doen staat, is zorgen dat we geen nieuwe bange mensen maken. Want dat is verdomme de echte smeerlapperij.
Voor de liefhebbers: de tweede brief van mijn opa:
- Een paskwil is ‘iets waarmee men iets belachelijk maakt’.
• Lilith gaat 40 dagen bloggen en for old times sake doe ik mee. Veertig stukjes in het wild. Dit is dag 11.
Oh, bekend terrein. Ik had ook een bange opa, gediend in Oud-Indië, met pleinvrees, OCD en de overtuiging dat hij na zijn dood naast God’s troon zou komen te zitten. Mijn opa schreef geen brieven naar de krant, wel naar elke zittende regering.
Hulde aan je opa. Niet om de ideeën die hij had en uitte, maar omdat hij een betrokken mensch was. Het is in mijn ogen nogal eenvoudig om veertig jaar na dato alsnog de schandpaal op te tuigen, maar ik geloof dat je er ook anders naar kunt kijken: hier toont zich een mens die denkt dat hij met een brief aan De Krant kan laten zien dat hij ‘niet zo is’. Hij gelooft kennelijk ondanks of dankzij alle weeffoutjes die hem eigen zijn, dat hij iets kan bijdragen een de discussie over wat wel en wat niet oirbaar is. Hij is betrokken bij de maatschappij waarin hij leeft. Ik hou zoveel meer van je opa dan van al die mensen die hun ‘protest’ verpakken in een proteststem of een veel te luid gemanifesteerde afkeer van wat ze niet begrijpen of ‘de politiek die toch niet naar ons luistert.
Bedacht ik op een zondagmiddag….
Waar zie je een schandpaal?
Ah, Esther, jij ook? Die generatie heeft nogal wat te verstouwen gehad.
Nu zie ik toch ook een schandpaal. Om zeker te zijn dat ik me niets inbeeldde, heb ik de definitie van iets aan de schandpaal nagelen even opgezocht: “aan de kaak stellen, de gebreken ervan blootleggen.” Dat doe je hier toch met de ideeën van je opa?
Verder roept die tweede brief heel wat vragen op. Waarover gaat dat? Blijkbaar ook iets dat hem heel diep zat. Ook die brief is behoorlijk hyperbolisch.
Ah, ja, als het zo ‘mild’ bedoeld is: oké. Ik probeer wel enige nuance aan te brengen, daarom zou ik het zelf niet snel een schandpaal noemen.
Die kwestie met Van Rijn heb ik kort nagezocht: Van Rijn nam ontslag als protest tegen de bezuinigingen van het Kabinet Den Uyl. Waarom mijn opa het woord krijgstucht in deze context gebruikt, weet ik niet.
Bedankt voor de verduidelijking!
Dag Elias (en Maartje). Tuurlijk is het iets dat mij ook heel diep zit, maar voor het overige dacht ik dat het wel verfrissend zou kunnen werken om zo te werken aan een genuanceerder beeld van wat er was en wat in de loop der tijd misschien wat moeilijker is om te duiden en te beoordelen. Ach, van die dingen.
@Maartje ja, 2 oorlogen meemaken in een korte tijd lijkt mij heel heftig. Mijn opa heeft zijn leven lang gevochten tegen de draaikonten van de PvdA (toen KRP?) die hadden beloofd dat ‘onze jongens’ niet in Indië hoefden te vechten (maar toen toch moesten). Hij kwam er beschadigd vandaan (nu zouden we het PTSS noemen), en hier door zijn ook zijn kinderen niet ongeschonden door hun jeugd gekomen.