Een goede week
De afgelopen week had ik een goede week. Er was veel werk, na een jaar met veel te weinig werk, ongelooflijk veel klootzakkerig gedrag van mensen die belangrijk voor me zijn of waren, en veel te veel stress. Het voelde goed: eindelijk weer goed kunnen focussen op werk, nuttig zijn, zelfvertrouwen kweken, vergeten hoe waardeloos ik me voelde, hoe genaaid en hoe dom. En omdat ik de afgelopen maanden op de valreep ben ontkomen aan aan een totale instorting had ik de afgelopen week ook een gevoel van trots: TOCH NOG EEN GOEDE WEEK IN 2018! ONGELOOFLIJK!
Dat is de optimistische versie van het verhaal. De pessimistische is: de afgelopen week merkte ik dat je een stressstoornis die je waarschijnlijk al je hele leven meedraagt, niet zomaar de nek omdraait. Je kunt allerlei trucjes hebben om jezelf in toom te houden: goed slapen, goed eten, naar buiten, bewegen, ontspannen, en toch kan het leven je gewoon pootje haken en dan blijk jij toch weer diegene met die stressstoornis te zijn.
Gesprekshygiëne
Sociale media zijn voor mij als alleenwerkende freelancer in allerlei opzichten een verrijking. Ik beschouw mijn gesprekspartners daar als surrogaatcollega’s, ik krijg er de broodnodige aanspraak, ik gebruik de platforms als reclamezuil en inspiratiebron en ik blijf zo een beetje betrokken bij het land waar ik vandaan kom. Ook de mogelijkheid om te discussiëren is een feature op sociale media die mij erg ligt.
Maar dan moet er wel sprake zijn van gesprekshygiëne. Ik ben zelf van het directe soort, en ook omgekeerd kan ik een hoop hebben, maar als ik het gevoel heb dat de goede intentie er niet is, de wil om beleefd en fair te blijven, en elkaar serieus te nemen, dan haak ik af.
Die gesprekshygiëne laat op sociale media nog wel eens te wensen over, maar dat kun je grotendeels vermijden door slim te volgen, zonder schroom te ontvolgen, en uit voorzorg veel te blokkeren. Vroeger blokkeerde ik niemand. Dat is waarschijnlijk een overblijfsel uit mijn blogtijd toen het een enorm statement was als iemand mijn website niet meer mocht bezoeken. Ik geloof dat ik sinds 2003 vier mensen de toegang tot mijn blog heb ontzegd, en die mensen moesten het eerst wel heel bont maken. Op Twitter hield ik die houding vrij lang aan: als je in de keuken komt moet je niet zeiken over de hitte, het is laf om alleen juichreacties te willen en ik ben heus geen doetje.
Venijn
Zelfs tijdens de hoos aan reacties op mijn Zwarte Pieten-verhaal twee jaar geleden heb ik maar een paar mensen overboord gegooid, ik vond dat ik naar iedereen moest luisteren, hoe giftig en kwaadaardig ze ook waren. Gek genoeg leverde dat vrij veel op: woedende mensen bleken toch rustig te kunnen worden, gesprekken waarin we niet tot elkaar kwamen bleken voor óf de deelnemers óf de toeschouwers toch waardevol, en hoewel de ongelooflijk witte blik waarmee mensen naar de wereld kijken me mistroostig maakte, had ik na afloop toch het gevoel dat ik iets teweeg had gebracht dat mogelijk zinnig was geweest.
Maar het was wel het moment dat ik ten volle ervoer hoe dik adrenaline is. Hoe stroperig het door mijn borstkas druipt, hoe het blub doet als het door vernauwingen stroomt, hoe ik bloedbanen die ik normaal helemaal niet voel, ineens kon aanwijzen: ah, daar loopt een baan, en – blubblubblub – dáár …
Niet lang daarna kreeg ik een column in De Standaard waarin ik veel schreef over racisme, seksisme en ongelijkheid, waarop veel woeste reacties kwamen, en ik schreef een verhaal over kinderloosheid dat tot mijn verbazing ook enorm veel venijn bij mensen opriep. Om allerlei reden werd ik dat jaar in HP/De Tijd strontkar genoemd, in Knack Gutmensch en in De Standaard mannenhaatster. Daarna wisten een paar notoire pestkoppen mijn naam en toen was er al helemaal geen houden meer aan.
Dus paste ik de manier waarop ik sociale media gebruikte aan. Facebook-posts, tweets of reacties die hommeles kunnen opleveren plaats ik alleen nog als ik tijd en zin heb om de heat in de kitchen te verdragen en de blokkeerknop is niet langer taboe. Vol overtuiging jaag ik haatzaaiers en pestkoppen weg en zelfs mensen die passief-agressief de zeurtweets aan mij liken mogen vertrekken. Ik ben ze niets verplicht en het leven is veel leuker zonder types die er genoegen in scheppen mij op de kast te jagen.
Ranzige haat
Dat klinkt allemaal heel simpel, maar het probleem is dat je niet altijd weet welke berichten gedoe op zullen leveren en wie de eikels zijn. Het afgelopen jaar bleken ook mensen die aardig lijken soms uiterst hatelijk. En omdat preventief blokkeren en vermijden maar deels mogelijk is, draaide het erop uit dat ik deze week, midden in mijn ‘goede’ week, ineens moest waden door de ranzige haat van Vlaams Belangers en N-VA’ers.
Ik plaats op Twitter veel berichten over mijn vak, journalistiek, omdat ik probeer alleen maar stellig te zijn over dingen waar ik iets van afweet, en een van die dingen is dus de journalistiek.
Dus plaatse ik deze tweet.
Voor mensen die niet weten waar dit over gaat: de N-VA was tot afgelopen week de grootste regeringspartij (in de federale én de Vlaamse regering). Het is een partij die, zoals veel nationalistische partijen, de xenofobie graag tot grote hoogten opstuwt en die al jaren de achterban mobiliseert tegen migranten. De partij maakt – eveneens zoals veel andere nationalistische partijen – enorm veel werk van het bepalen van de toon en de taal in het debat in België. En die taal is op zijn zachtst gezegd niet inclusief. Afgelopen week creëerde deze partij een regeringscrisis, waarmee ze alle media wist te bedwelmen. Zozeer dat journalisten elke goed geplande communicatietruc voor zoete koek aannamen en meegingen in het spel alsof het helemaal geen spel was.
Op mijn tweet kwamen tientallen kutreacties van dit kaliber.
Ik had dit totaal niet zien aankomen. Ik twitter veel over journalistiek en ook vrij vaak over de N-VA, en ik weet dat het een van de partijen is waar een groot trollenleger achter schuilgaat, maar doorgaans, als ik niet in grote media verschijn, vinden mensen mij helemaal niet interessant genoeg om tot op het bot te tergen. Terecht en gelukkig maar.
Trots
Maar dit keer bleek ik dus wel belangrijk genoeg om als kop van jut te dienen en dat verbaasde me. Ik weet dat mensen met veel volgers (10.000+) regelmatig door dit soort shit moeten waden, maar ik ben slechts een simpele twitteraarster met doorgaans maximaal 3500 volgers, en zelden meer dan 100 likes of RT’s. Ik kan vaak redelijk goed controleren welke reacties ik krijg en hoeveel, en ik voel ook behoorlijk goed aan wanneer ik mijn mond moet houden en met wie ik wel en niet in discussie moet gaan. Deze keer zat ik er dus helemaal naast.
Ik ben trots op hoe ik mij gehouden heb: ik heb tientallen mensen geblokkeerd, zuigvragen grotendeels genegeerd en gesprekken met mensen met wie ik het niet eens zou worden tot een minimum beperkt. En hoewel mijn strenge beleid nauwelijks mocht baten – het stroomde maar door, ook in mijn mail en FB-dm – was ik in de loop van de week al grotendeels hersteld van de adrenaline. Er zijn nog maar een paar minuten per dag dat ik exact weet waar mijn bloedbaan loopt, dus het was met recht een goede week.
Mocht je willen horen waarom ik de tweet plaatste: op Radio 1 in De Wereld Vandaag wilde Ruth Joos graag weten waarom ik vind wat ik vind en ik besloot de moeite te nemen om dat toe te lichten. Hier kun je dat fragment beluisteren.
Afbeelding: eenmaal daags een lucht op maandag 10 december 2018.
dag Maartje,
ik wil even reageren nav je melding hierboven dat je verhaal over ongewilde kinderloosheid destijds veel vernijn opriep… vind ik echt vreemd.
‘k Ben je net dankbaar dat je dit deelde omdat ik al verschillende keren jouw verhaal heb gedeeld/voorgelezen opdat anderen dit gemis ooit begrijpen….
Voor mij mag je dit jaarlijks blijven herhalen….’t is voor mij de nagel op de kop…
vriendelijke groet,
Dank je wel voor je reactie, Lieve. Goed te horen!
Mocht je meer willen lezen over die venijnige reacties: https://www.maartjeluif.com/2017/de-totstandkoming-van-een-en-al-projectie
Wij hoorden het interview op de autoradio en begrepen wat je bedoelde.
Dat is goed om te horen!