Digitale tolweg

Wie het internet vandaag nog ‘de digitale snelweg noemt’, verraadt zijn leeftijd. Deze metafoor uit de tijd dat we cybertechnologie alleen konden bevatten als we het vergeleken met een plak asfalt, is een zachte dood gestorven. Inmiddels heeft de dimensie van enen en nullen, hoe ongrijpbaar ook, geen metafoor meer nodig om waarachtig te zijn.

Toch zouden we er goed aan doen de toegangsweg tot mensen en informatiebronnen wat vaker te vergelijken met een openbare weg. Want er is steeds vaker geen andere route dan de digitale om informatie te vergaren of in contact te blijven met mensen. Zelfs overheden dwingen ons geregeld om via een digitaal middel op de hoogte te blijven van hun wel en wee. Het internet is niet alleen vergelijkbaar met een asfaltweg, het heeft in veel gevallen de weg vervangen.

Tot zover is er niet veel aan de hand. In plaats van mensen te ontmoeten en informatie te halen in een gebouw verderop, wenden we ons tot een website waarop we duiding en contacten vinden, en de meesten van ons vinden dat heel handig. Het is veel sneller, er is meer aanbod en de connecties en informatie zijn beter toegankelijk voor mensen die fysiek, mentaal, financieel of maatschappelijk beperkt zijn in hun bewegingsvrijheid.

Maar als we de metafoor doortrekken, kunnen we ons afvragen of de toegang wel wordt gewaarborgd. Is de weg vrij toegankelijk? Kun je overal naartoe? Moet je veel geld neerleggen?

Het antwoord is: nee, de toegankelijkheid is verre van gewaarborgd. De kabels en draadloze netwerken zijn in handen van providers die veel geld vragen voor weinig kwaliteit en die in bijvoorbeeld Portugal voor vijf euro een bundel met Google aanbieden, maar je tien euro extra afhandig maken als je ook op Youtube wilt. Gewoon surfen waar je wilt, is er daar niet meer bij. De software die we vervolgens gebruiken om in contact te treden en informatie te delen, is in handen van bedrijven die van binnen gluren en onrust stoken een verdienmodel hebben gemaakt en die bepalen welke vrienden en kennissen we nog mogen bezoeken, denk aan Facebook en Twitter. En tot slot: als we willen weten hoe we die commercialisering van toegangswegen moeten beschouwen, kunnen we voor informatie slechts terecht bij bijvoorbeeld Google en de grote uitgevers. Helaas hebben zij niet alleen deels dezelfde verdienmodellen, namelijk binnen gluren en onrust stoken, maar omdat ze de achterkant van advertenties volschrijven en winst­gedreven clicks moeten genereren, normaliseren ze de situatie van de verpatste infrastructuur ook. Natúúrlijk is de informatievoorziening een commerciële aangelegenheid, natúúrlijk zijn onze sociale kanalen in de eerste plaats bedoeld als manier om geld te verdienen. Hoe zou het anders moeten?

Terwijl, hoe natuurlijk zouden we het vinden als we ’s ochtends de voordeur openen en er blijkt een groot hek te staan? De weg van a naar b is onbereikbaar en er staat een stelletje bewakers dat je vertelt dat de weg is verpatst en dat je er alleen door mag als je een zak geld neerlegt en precies doet wat zij zeggen. Dus je geeft het geld en je laat je al je persoonlijke gegevens afnemen. Je weet dat de informatie wordt verkocht aan mensen die je bang of hebberig willen maken en dat het geld wordt geïnvesteerd in een manier om nog meer winst uit jou te persen, maar je hebt geen keuze.

Als je die situatie voor je deur zou aantreffen, zou je smeken om een overheid die waarborgt dat je de weg vrij kunt gebruiken en dat je met bekenden en onbekenden in contact kunt treden zonder een winst­jagerstol te betalen. Je zou er een rechterarm voor geven als de hoeders van jouw belangen zouden investeren in een eigen weg, eigen stenen, eigen stoepen, eigen kruispunten en eigen afslagen, zodat de controlerende en de uitvoerende macht nog iets te zeggen hebben over de bewegingsvrijheid van burgers. En je zou wensen dat je de beschikking zou krijgen over alle informatie die nodig is om zo’n overheid verkozen te krijgen. Maar tot die verkiezingen zou je met tegenzin je ziel verkopen aan marketeers vermomd als bewakers, want je moet nu eenmaal de deur uit.

Deze column verscheen op woensdag 28 februari in De Standaard.

12 maart 2018 | 2 reacties

«

»

Geef een antwoord

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

2 Reacties
  1. peter paul 13 maart 2018

    Om nog maar te zwijgen over al die andere ergerlijkheden. Ik verraad mijn leeftijd: als mijn telefoon gaat, kan ik besluiten die te negeren onder het mom: als het echt belangrijk is, bellen ‘ze’ wel terug. Sinds ik die ‘digitale diarree’ in mijn leven heb toegelaten, wacht mij telkenmale een hoop berichten, waarmee ik wat moet. Wou dat ik nooit de Tomtom had gevolgd, die mij aanraadde deze onvermoeibare snelweg te kiezen….

  2. Sarah 14 maart 2018

    O, ik ben blij met dit stukje. Net verhuisd en een maand lang gezocht naar alternatieven die uitgingen van de openbaarheid van de weg. Niets, echt niets gevonden.
    Er is wel “Wireless Belgium” dat zich opwerpt als gratis net vanuit het principe dat internet gratis moet zijn en dat het technisch allang achterhaald is dat verbindingen plaatsen en onderhouden duur is. Maar ik heb het gevoel dat er ook nog andere belangen meespelen en dat ze niet enkel een nobele onderneming zijn.

    Aah, ik kan hier uren over doorgaan. En dan zwijg ik nog over G4/5. Om in de metafoor te blijven: we laten toch ook niet toe dat auto’s overal aan 200 km/uur door de straten razen “omdat het kan”?

© 2020 Maartje Luif & KLEO, met dank aan Wannes Daemen • Leveringsvoorwaarden

Stuur een mailtje

Wil je meer informatie of heb je vragen? Mail mij!

Wordt verstuurd

Login met je gegevens

Je gegevens vergeten?