Aan de oever van het bluswater

Op Twitter fulmineer ik nogal tegen een aantal serieuze journalistieke media met een groot bereik. Ik kijk naar nieuwskeuzes, gekleurde formuleringen, prioriteiten en de mate waarin journalistieke principes gehanteerd worden en ik maak me grote zorgen. De angst slaat me om het hart als ik de gemakzucht zie waarmee commercie, snelheid en onversneden partijdigheid prioriteit krijgen boven journalistieke uitgangspunten. Terwijl in deze tijd van steeds meer en snellere informatie, meningen en discussies, en steeds meer grootschalige misleiding en groteske beeldvorming de rol van de journalist zo belangrijk is.

Bluswater

Maar jij weet niet waar je het over hebt, zeggen mijn critici vaak. Jij bent docént Journalistiek, jij staat niet met je poten in het bluswater. Ik snap die kritiek wel, als kind dacht ik dat ook. Als je echt goed was, werd je beroemd, als je slechter was, werd je eventueel de leerkracht van anderen. Maar de gedachte is dus wel kinderlijk. Zo realiseerde ik me als tiener dat Michael Jackson een dansleraar had. Er was dus iemand die nog beter dan Michael Jackson wist hoe je moest dansen. En zelfs mijn gymleraar bleek zelf een gymleraar te hebben. Dat vond ik eerst uiteraard niet verenigbaar met het idee dat als je echt goed was, je zelf op de voorgrond stond, maar ik realiseerde me later dat het verschillende kwaliteiten waren: lesgeven, de theorie zo doorgeven dat iemand die kan toepassen om daadwerkelijk beter te worden, en stralen op het podium.

Op de School voor Journalistiek haalde ik mijn diploma met hoge cijfers en er stonden altijd verschillende docenten in de rij om me als assistent erbij te krijgen, maar bij mijn examen zeiden ze dat mijn journalistieke attitude van netwerken en verhalen grazen nog te wensen overliet. Dat ik prachtig werk had afgeleverd, maar dat ik wel moest werken aan die mentaliteit. En ze hadden gelijk, zowel de docenten die in de rij stonden om mij als assistent de klas in te halen, als de mensen die mij een beroerde netwerker vonden. Netwerken is zeker niet mijn grootste kwaliteit en dat is voor een journalist onhandig, mensen begeleiden naar een beter journalistiek product kan ik dan weer wel vrij goed .

Frustratie

Mijn schoonmoeder vroeg me laatst of ik, als ik nu had mogen kiezen wat ik ging studeren, nog steeds hetzelfde vak had gekozen. ‘Nee!’ zei ik direct. ‘Never.’ Ik schrok ervan, die heftige reflex. Ik wist dat al mijn frustratie over de journalistiek erin vervat zat. Mijn verbijstering over de taakopvatting van veel journalistieke media, over de onverschilligheid waarmee ze machthebbers en dominante meningen ruim baan geven, over de manier waarop ze omgaan met bronnen, werknemers en freelancers, en over de commercie die ze veel te vaak prioriteit geven boven journalistieke uitgangspunten, waardoor snelheid en aantrekkelijkheid meer aandacht krijgen dan zorgvuldigheid, fairness en verantwoordelijkheid.

Toen ik er later over nadacht, realiseerde ik me dat mijn reflex te snel was geweest. Misschien zou ik wél hetzelfde vak kiezen. Zelfs de jaren dat ik als verslaggever en journalist werkte en nog dacht dat ik ooit een echt goede netwerker kon worden, waren waardevol. Het deed me denken aan de keren dat ik als zangeres in de coulissen stond te kotsen en wenste dat ik drummer was. Ik had die kotsjaren nodig om te weten dat ik liever de drummer was. Wel bijdragen aan het product, of beter gezegd: volkomen onmisbaar zijn voor de fundamenten van het product, maar niet degene zijn die de mensen moet verleiden om te luisteren. Bij de journalistiek heb ik dat gedaan, ik ben drummer geworden.

Onvergeeflijke fouten

Wat de mensen met het bluswaterverwijt vergeten, is dat journalisten die je begeleidt niet naar je toekomen als het lekker gaat. Dus als ik de metafoor doortrek, leg ik ze eerst helemaal uit hoe ze dat bluswater door moeten, welke schoenen ze het beste kunnen aantrekken, welke route door het brandweerschuim het beste is en hoe snel ze erdoorheen moeten. Vervolgens gaat het toch ergens mis: het schuim blijkt ander schuim dan vooraf verwacht, of de schoenen zijn toch niet zo waterdicht. En wie mag dat oplossen? Precies.

Met andere woorden, waar een journalist voornamelijk wordt geconfronteerd met de moeilijkheden in zijn eigen werk, als afwisseling op de dingen die goed gaan, houdt een docent journalistiek zich het merendeel van de tijd bezig met zaken die vastzitten, mislukken, of volkomen uit de hand lopen. We worden niet ingeschakeld als de bronnen wel bereikbaar zijn, maar als ze niet bereikbaar zijn, we mogen achteraf de wel gelukte zinnen lezen, maar moeten doorgaans vooral meedenken als het allemaal onmogelijk te formuleren blijkt. We staan op de achtergrond trots te glimlachen als het allemaal goed uitpakt, maar zijn meestal vooral bezig met eerste hulp bij precaire onderwerpen, onmogelijk onderzoek, ernstige vergissingen en onvergeeflijke fouten.

Die rol ligt me goed, ik kan goed journalistiek denken, ik heb geen moeite met Roomser dan de paus zijn en mijn uitzoomtalent is van dien aard dat ik op heel korte termijn een probleem van een ander kan terugbrengen tot overzichtelijke proporties.

Handvol opdrachtgevers

Tegelijkertijd speelt dat gebrek aan netwerkvaardigheden me natuurlijk wel parten. En de ironie is: als ik kritiek uit op het journalistieke werk van serieuze media schiet ik mezelf in de voet. Want niet alleen drijven de bluswaterverwijters me steevast in een oogrolboogie, ook is het niet zo goed voor je netwerk als je in een arbeidsmarkt waar maar een handvol opdrachtgevers beschikbaar zijn, zoals in de Nederlandstalige journalistiek, de boel een beetje gaat lopen bekritiseren.

En toch doe ik het. Aan de oever van het bluswater sta ik te bewijzen dat ik niet zo goed ben in netwerken, maar ik geloof oprecht dat ik verdomd veel weet over hoe je de kwaliteit van de journalistiek moet bewaken. Deze drummer schiet zichzelf in de voet, maar hoopt daarmee een paar journalisten – onder wie tal van oud-studenten (!) – een geweten te schoppen.

Foto: de vakgroep Geschreven Pers,
bij mijn afscheid in 2006. © Louis Engelman.

1 december 2018 | 3 reacties

«

»

Geef een antwoord

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

3 Reacties
  1. Rob Alberts 1 december 2018

    Het is maar goed dat jij niet bij de brandweer terecht bent gekomen.
    Ik zou dan gaan denken dat je erg goed bent in het aansteken van kleine, maar ook hele grote brandhaarden.

    Vrolijke groet,

  2. Kleine Atlas 6 december 2018

    Een moeilijke blog – ik moest hem 2x lezen – maar wel een goede. Dat jij grote problemen snel tot overzichtelijke proportie terug kan brengen, heb ik ook al gemerkt. Verder heb je ook het talent dat razendsnel én goed op te schrijven. En de moed je analyse te delen.

  3. Auteur
    maartje 7 december 2018

    O, fijn compliment, dat nog steeds hard nodig blijkt. :( Ooit zal ik leren het zonder bevestiging te doen.

    En inderdaad een moeilijke blog, ik gooi nogal wat op een hoopje. Als docent zou ik dit afraden, haha. Zeker nu ik hoor dat je ‘m twee keer moest lezen. Ik hussel het neerkijken op docenten, het belang van netwerken in de journalistiek en de teloorgang van de journalistieke principes door elkaar en doe alsof dat heel logisch is. Maar in mijn hoofd is het allemaal met elkaar verweven.

© 2020 Maartje Luif & KLEO, met dank aan Wannes Daemen • Leveringsvoorwaarden

Stuur een mailtje

Wil je meer informatie of heb je vragen? Mail mij!

Wordt verstuurd

Login met je gegevens

Je gegevens vergeten?