Een mannetje loopt in cirkels
Laten we hem B. noemen. Ik begeleidde B. als jonge reporter en ik vermoedde een ernstig probleem. ‘Heb je wel iemand om mee te praten?’, vroeg ik in een Facebook-berichtje. En zo begonnen onze chats. De ingrediënten: B. was als minderjarige slachtoffer in een zedenzaak, waarna het misdrijf, de opsporing en de berechting meer dan vijf jaar aansleepten. Hij had een moeilijke thuissituatie, een verleden in jeugdinstellingen, een autismespectrumstoornis en een laag budget. Tel daarbij op: een scala aan justitiële fouten en een lange wachtlijst voor slachtofferhulp, en een ongeluk in slow motion was geboren.
Twee maanden duurt het gemiddeld voor een jongere psychologische hulp krijgt (DS 19 september), maar bij B. duurde het jaren voor hij de weg naar hulp vond. En toen de redding nabij was, waren de wachtlijsten onverbiddelijk. Al die tijd moest hij – inmiddels meerderjarig, maar wel nog scholier – zelf zijn psycholoog én zijn advocaat betalen, omdat zijn alleenstaande moeder met een arbeidersloon net te veel verdiende voor tegemoetkoming.
Toen de rechtszaken aanhielden, de hulp uitbleef en de nachten steeds donkerder werden, probeerde ik hem vertrouwen te geven, en het gevoel dat er iemand was. Als ik al wakker was en hij nog moest slapen, namen we in het licht van het chatvenster zijn wanhoop door. We spraken over hulpvragen, schuldvragen, angsten en boosheid, ik probeerde hem gerust te stellen, naar bed te krijgen, naar school, naar instanties. Je doet het goed, schreef ik, het is jouw schuld niet, je bent sterk, hou vol!
‘Ik heb het gevoel dat ik blijf vallen’, schreef hij eind 2016. Waarmee hij onbedoeld beschreef hoe een ongeluk in slow motion voelt. ‘Ik heb mijn longen uit mijn lijf gekrijst. We kunnen de advocaat niet betalen. Ik slaap niet meer. Ik heb niets te verliezen.’
Januari 2017. ‘Ik ben de weken voor de rechtbank altijd slapeloos, ik weet niet hoe het komt. Elke keer dat ik naar de rechtbank moet voor weer een uitstel van de rechtszaak, verliest mama een verlofdag. Ik zet een masker op, wil niet onder de mensen komen.’
Wat later. ‘Ik heb letterlijk nergens zin in. Waarom luistert er niemand? Waarom stelt niemand zich vragen?’
Maart: ‘Tijdens de zitting ben ik ingestort. Slachtofferhulp kwam voor het eerst. Mijn moeder zit in haar laatste verlofdagen. Op regelmatige hulp moet ik wachten.’
April: ‘Ik slaap niet meer. Ik kan niet naar de psycholoog, ik heb geen geld. Eerst mijn advocaat betalen.’
‘Ik zit al een week in pyjama, omdat ik niet meer naar buiten wil. Dit weekend kromp ik ineen. Er belde een goedgeklede man aan. Ik was bang dat hij het hoger beroep kwam brengen. En geloof het of niet: de advocaat stuurde nog een rekening.’
Begin mei: ‘Eindelijk bericht van het Centrum Geestelijke Gezondheidszorg (CGG). Moet wel nog twee weken wachten op een informatiebijeenkomst.’
‘Ik weet waarom er zulke hoge zelfmoordcijfers zijn in België. De infosessie van CGG is nog niet geweest.’
‘Op het infomoment zeiden ze dat ik, als het tegenzit, nog een jaar moet wachten.’
‘Hier is mijn afscheidsbrief. Mijn gedachten zijn in beslag genomen.’
Al die maanden had ik mij verdiept in de problemen, als het nodig was navraag gedaan, gepeinsd of de oplossing binnen mijn macht lag en geconstateerd dat ik me volkomen machteloos voelde. Ook nu vroeg ik professionals wat ik kon doen en ook nu kon ik er volgens hen alleen maar zijn. In het wit van het chatvenster zag ik de gedachten aan zelfdoding wegebben. De financiële problemen namen het over en B. deed opnieuw aan zorgmijding omdat hij geen hulp kon betalen.
Intussen kreeg de dader in de zedenzaak een zware straf, maar de opluchting was van korte duur. ‘Weer een dagvaarding. Hij gaat in hoger beroep. Ik pakte net de draad weer op. Laat me met rust!’
In de zomer: ‘De psycholoog die ik zelf betaalde, kan de papieren niet meer vinden. Nu krijg ik misschien niets vergoed.’
September 2017. Met het hoger beroep over drie weken beginnen de slapeloze nachten van B. weer, maar onlangs kreeg ik goed bericht: ‘Ik heb een intakegesprek gehad. De psycholoog weet nu dat er in mijn hoofd een mannetje in cirkeltjes loopt.’
Ik hoop dat B. zich gesteund voelt de komende weken, maar intussen lopen er duizenden mannetjes in cirkeltjes in de hoofden van mensen die geen hulp kunnen vinden of betalen. Zij doen aan zorgmijding, omdat de overheid aan zorgmijding doet. Door een gebrek aan zuivere prioriteiten gebeuren er duizenden ongelukken in slow motion, al jarenlang. En net als B. heb ik het gevoel dat we maar blijven vallen.
Deze column verscheen op vrijdag 22 oktober 2017 in De Standaard.
Goed stuk.
Wat me verder opvalt aan hulpverlening, gesproken vanuit mijn eigen ervaring, is dat het een stuk toegankelijker is als je hoogopgeleid bent. En als je de “blanke codes” kent, de manier waarop dingen werken. Nu ga ik niet zeggen dat de hulpverlening met vooroordelen zit. Die indruk heb ik zelf niet (al ben ik zelf blank, dus ik kan natuurlijk niet beoordelen). Ik ga ook niet zeggen dat ik voorgedrongen heb, want dat heb ik gewoon eerlijk waar niet gedaan.
Ik stel echter vast dat IK geen jaren heb moeten wachten eenmaal ik wist wat ik nodig had. Ik vermoed dat dat komt omdat ik het systeem onbewust ken. Ik ben goedopgeleid en blank, en ik weet min of meer hoe ik de dingen in gang moet zetten. Waar ik mag en zelfs moet aandringen. Waar ik mensen proactief moet aanspreken. De situatie al eens moet uitleggen voor ik een echte afspraak heb. Waar ik weg moest toen ik na een aantal sessies merkte dat er niets veranderde. En wist ik niet meer van welk hout pijlen te snijden, dan waren er altijd vrienden en familieleden die het wisten voor mij. Er was kortom een goeie “match” tussen mij en hulpverlening (net zoals met de meeste overheidstoestanden).
Maar ik stel vast dat nogal wat mensen, ook “blanke” mensen trouwens, dat niét hebben en van de regen in de drop belanden. Mensen die nooit aan de beurt komen. Die telkens opnieuw mismatchen treffen. Omdat ze niet durven zeggen dat het niet werkt (“zal wel aan mij liggen”), niet onbeleefd willen zijn (wilde ik ook niet, maar ik merkte dat het hielp, al eens mailen wat er aan de hand was), denken dat hun probleem toch niet zo erg is. Die mensen moeten wachten, wachten, wachten. Die mensen hebben geen idee hoelang nog, en waarom, en hoe en waar. En het zijn nochtans net die mensen die hulp nodig hebben, want als ze bij hulpverlening al uit de boot vallen, zijn er dan wel plekken waar ze wél gehoord worden als het hun beurt is?
En wat de kosten betreft: schrijnend. Net om dat soort toestanden te vermijden heb ik altijd mijn volle bijdrage aan het CGG betaald, een kostprijs die trouwens ook al zwaar gesubsidieerd is en niet de echte prijs is die een psycholoog kost. Zo jammer om te horen dat ik, die de volle bijdrage kon betalen, wél in aanmerking kwam voor het verminderd tarief, en anderen, die het nodig hebben, dan weer niet.
Ik wens je vriend het allerbeste toe. En ik feliciteer jou dat jij hem zo lang en diep hebt opgevolgd.