De parade van vieze mannen
We waren nog lang geen jonge vrouwen, we waren meisjes zonder borstjes die wekelijks een vergadering belegden onder het klimrek. Daar bespraken we wie zich onze beste vriendin mocht noemen, we beklaagden ons over de stinkbommetjes die ons ten deel vielen en we vertelden over de vieze mannen die ons pad kruisten. De verzamelnaam ‘vieze mannen’ volstond binnen onze actieve woordenschat van vervelende buurvrouwen, strenge leraars en zeurende moeders. Vieze mannen hoorden bij het leven, net als fietsen in de regen of ruzie met je zus.
Zo was er de coach van de turnclub die bij de handstand je bovenbeen altijd zó dicht bij je liezen vastpakte dat je de warmte van zijn vingers tegen je schaamlippen voelde, er was de man die langs de route van bus 8 woonde en zich geregeld voor het raam stond af te trekken, er was de grote broer van een klasgenoot die luidop verslag deed van ontluikende tietjes op de speelplaats en er was de neef van een vriendinnetje die alle meisjes die hij tegenkwam in het kruis greep. De parade van vieze mannen was schier eindeloos, maar het woord machtsverhouding konden we slechts met grote inspanning foutloos spellen.
In het middelbaar waren we bijna jonge vrouwen en de vieze mannen kregen steeds vaker namen. De vergadering onder het klimrek vond voortaan plaats onder het poortje om de hoek, waar we stiekem rookten en mekkerden over tussenuren, kalverliefdes en steeds viezere mannen. De turncoach plantte inmiddels zonder omhaal zijn onderarm onder onze jonge borsten, zodat we er een salto omheen konden draaien, en naarmate we hoger afsprongen, vond hij meer redenen om ons met ongepaste grepen op te vangen. De verjaardagsfeestjes van de vriendin met de nietsontziende neef werden slecht bezocht, want de neef was groter geworden en zijn kruisgreep indringender. Bij het uitgaan knepen mannen in mijn borsten als ik met mijn handen vol glazen voorbijkwam, en de potloodventers veranderden in kerels die aan mijn bagagedrager trokken en me van mijn fiets sleurden. Een klasgenoot dreigde te blijven zitten, omdat ze zich geen raad wist met de leraar die de antwoorden op haar vragen richtte tot de spleet tussen haar borsten. We begrepen steeds beter wat machtsverhoudingen betekenden.
Twintig jaar na het klimrek leunden we met onze boezem op de stamtafel. We waren jonge vrouwen en de meeste vieze mannen hadden namen. Het was de docent die ongevraagd mijn schouders begon te masseren, de stagebegeleider die élke dag liet weten dat ik zo’n leuk shirt aan had en mijn baas die dacht me een plezier te doen met een compliment over mijn tepels. We schreven eindwerken over machtsverhoudingen, maar niettemin waren we machteloos.
We werden betast, bevraagd, verleid en belaagd door naasten en naamlozen, maar het bewustzijn stopte bij de onzichtbare muren van ons klimrek, ons poortje, onze stamtafel. Natuurlijk waren er inmiddels grote woorden voor wat wij meemaakten. Er kwamen ethische commissies, het woord seksueel grensoverschrijdend gedrag werd gemeengoed en tuchtprocedures en speciale telefoonnummers moesten de problemen oplossen. Maar in mannenbladen werd met geen woord gerept over ongewenste seksuele toespelingen, alleen de badmeester werd openlijk tot de orde geroepen en geen enkele vieze man had ooit sorry tegen ons gezegd.
Vieze mannen waren tot mijn dertigste een constante in mijn leven en in dat van mijn vriendinnen. Wij praatten erover, zoals Sensoa adviseert. Wekelijks deelden we getuigenissen, waarschuwingen en schuldvragen. Maar zij? Praatten zij er wel over? Want als vieze mannen in zoveel levens een deel van het meubilair zijn, dan betekent dat onherroepelijk dat er andere mensen zijn die het leven leiden van de vieze man. Dat zijn niet allemaal slechte mensen, integendeel, maar het zijn wel mensen die nog te weinig klimrekconferenties over seksueel overschrijdend gedrag hebben bezocht, mensen die zichzelf tot de orde moeten roepen, mensen die zich bewust zouden moeten worden van hun machtspositie.
Want je mag best per ongeluk aan mijn borst komen, zoals je ook op mijn teen mag gaan staan, maar doe niet alsof het niet gebeurd is en je geen sorry hoeft te zeggen, want dan verdenk ik je ervan dat je je positie misbruikt om zonder schroom een vieze man te zijn. En in dat geval veracht ik je.
Deze column verscheen op vrijdag 2 juni 2017 in De Standaard.