Mijn kippenvel strekte zich uit tot ver over de cultuurkloof
Ze draaide bolletjes van het zachtste kaasje van de kaasplank. Eerst legde ze een stukje in haar schoot, ze trok er zorgvuldig een plukje vanaf dat ze tussen haar bekwijlde handjes legde, en vervolgens wreef ze haar pollekes langzaam tegen elkaar.
‘Wil je kaas?’ vroeg ze.
‘Ja hoor, geef maar’, zei ik. Want ik hou van haar.
Ze rolde het bolletje naar haar vingertoppen en duwde het slijmerige propje tussen mijn lippen.
Ik zoog het naar binnen en moest me inhouden om niet te kokhalzen.
‘Nog?’ vroeg ze.
‘Geef de volgende maar aan Wannes.’
Ze trok weer een plukje van de kaas en plakte het in het midden van haar linkerhand. Zachtjes legde ze haar rechterhand erop en begon te rollen.
Haar broer kwam tegen me aan hangen. Een klein zomerlijfje vol nauwverholen jongetjesenergie.
‘Maartje?’ vroeg hij.
‘Ja’, zei ik.
‘Wil jij de meter worden van ons kindje?’
Mijn hoofd stond klaar om mee te gaan in weer een spel. Iets als vadertje en moedertje spelen, komen eten, whatever, maar dan met een meter.
Hun moeder zat in onze grote paarse stoel, hand op haar buik. Een kindje. Een vonk in mijn gedachten.
‘Is dit een grapje?’ vroeg ik.
Nee, schudde hij.
‘Nee’, zei de moeder.
Het kippenvel op mijn armen en mijn rug strekte zich uit tot ver over de cultuurkloof. De cultuurkloof waarom ik maar moeilijk kan bevatten dat de tweede naam van mijn man Louiza is, naar zijn meter. De cultuurkloof die mij belet de verwevenheid van katholieke tradities in alle mooie dingen des levens werkelijk te begrijpen.
Mijn kippenvel overbrugde die kloof en deed mij beseffen dat ik meedoe, erbij hoor, dat ik het zelfs al voel, zonder ratio, maar gewoon met bobbeltjes op mijn huid. Dat ik niet alleen kan beredeneren dat het belangrijk is, meter zijn, maar dat mijn lijf zelfs al een chemisch mengseltje in de leidingen gooit bij die vraag.
Het overviel mij, het mengsel, de vraag, de gedachte dat ik ervoor in aanmerking kwam, dat ik dus kennelijk een van hen was, dat mijn schoonzus erop vertrouwde dat ik eeuwig haar schoonzus zou blijven.
‘Ik snap dat je erover na moet denken’, zei ze.
‘Ik hoef er niet over na te denken’, zei ik.
Een paar kladdige vingertopjes duwden een bolletje bekwijlde kaas tussen mijn lippen.
‘Dank je wel’, mompelde ik, terwijl ik het met smaak doorslikte en dacht aan hoe mijn naam op het geboortekaartje zou prijken. ‘Dank je wel’, mompelde ik nog een keer.
Oh, wat mooi. Gefeliciteerd, ook.
Dank je wel.
Wat ontzettend lief en mooi.
Alles, aan en in dit stukje.
Zo herkenbaar de sympathie om als Nederlandse in België te wonen en te genieten van alle vriendschap die je hier mag ontvangen.
maar hoe schoon!!! Tof dat je meter zal worden :) maar ook zo mooi geschreven. Ik wist niet dat hier zo een cultuurkloof over was
Die eerste twee woorden in de titel. Dat doet het ook met mij. Mooi. Dankzij het lezen van een paar Vlaamse blogs ken ik het verschijnsel. Je hoort erbij. Van harte! (bereid je maar vast voor op het eten van heel veel kaasbolletjes ;-)
Ontroerend.
(Die zachte kaas was zeker Babybel?)
Proficiat meter Maartje!
Proficiat, Maartje! Jij wordt zeker een fantastische meter!
Peetouderschap is heus niet uitsluitend iets dat hoort bij het Rooms-katholieke geloof hoor. In tegendeel, tijdens de reformatie bleef de doop, en het daarbijhorende peetouderschap gewoon bestaan bij Lutheranen en Calvinisten. Het is wel meer verwaterd in het protestantisme en de functie/titel heeft niet meer het allure van weleer. Maar ook in niet-christelijke gemeenschappen heb je het peetouder-principe. Vanuit antropologisch opzicht lijkt het belangrijk voor een gezin (vroeger en nu) om belangrijke personen rondom de familiale sfeer (de rijkste, de slimste, de meest getalenteerde) aan zich te binden door middel van een kind.
Maar uit eigen ervaring ben ik er achter dat Ndlers boven de moerdijk het peetouderschap een fascinerend gegeven vinden dat behouden moet blijven. En ben daar blij om. Bij deze dus proficiat! en ook aan de moeder in kwestie ;-)
Jeroen, help me even, alles wat jij ‘rechtzet’ heb ik toch ook niet beweerd?
En dank je.
Was zeker niet bedoeld als terechtwijzing. Eerder als een “wist je dat” opmerking naar aanleiding van je mooie verhaal. Dat het dus niet alleen een katholieke traditie is. Beschouw me als die kerel die te pas en onpas praat over wat hij ooit heeft geleerd
Mooi en lief vertelt