België – Nederland: filet americain

We blijven in de eetsfeer. Wie wint?
Ik eet tegenwoordig als het even kan alleen nog beestjes die een leuk leven hebben gehad. In Leuven ken ik maar één plek waar ze filet americain verkopen van beestjes die een leuk leven hebben gehad, maar die onbereikbaarheid van een en ander is niet voor deze aflevering. Ik buig me nu even alleen over de zogenaamde filetamericaincultuur.
In Amsterdam woonde ik enige tijd op de Albert Cuyp en jarenlang daar om de hoek. Als ik bij de slager kwam en de filet americain was op, dan pakte hij een homp gehakt, een emmer mayonaise, een blok boter en een bak met kruiden. Daarvan gooide hij met de Franse slag wat door elkaar, en dan gaf hij me vers bereide filet americain. Omdat ik dat in België nooit heb meegemaakt, is dat een puntje voor Nederland.
De eerste keer dat met een cultuurshock op het gebied van filet americain te maken kreeg, was in een ver verleden op vakantie in de Ardennen. Ik bestelde het als voorgerecht, in de veronderstelling dat ik kleine toastjes met een toefje préparé zou krijgen, maar ik kreeg een plak filet americain van twee centimeter dik, met een doorsnede van twintig centimeter, en een hompje oud brood. Na vier happen vroeg ik me af: wat eet ik in godsnaam? Daarna schoof ik het bord weg. Minpuntje voor België.
Inmiddels weet ik: niets bestellen dat naar filet americain riekt en dat onder de voorgerechten staat. Als het onder de broodjes staat, is het vrijwel altijd wél goed. Zo is er het broodje Martino, met augurk, ui en zoveel mogelijk hete dingen: mosterd, tabasco, pili-pili. Er kan – en hoort – nog meer op, maar meestal is dit het. Soms zijn broodjes Martino vies, maar veel vaker is het precies waar ik al die jaren naar heb verlangd. Dikke, dikke score voor België. Verder heb je natuurlijk het gewone broodje préparé en er is nog zoiets als ’toast kannibaal’, een geroosterde boterham met filet americain. Dat brengt België met gemak op een voorsprong.
De finale doodsteek voor Nederland is de smaak: als je weet waar je moet zijn, vind je in Nederland vaak lekkere filet americain. In België vind je ook lekkere filet als je niet weet waar je moet zijn. Niet alleen maakt elke slager een meer dan aanvaardbaar mengsel, ook de supermarkt heeft schipladingen redelijk verse, goed gekruide filet. Als ik in Nederland in een supermarkt filet americain koop, proef ik niet alleen de beestjes met een ongelukkig leven, ik proef ook tweehonderd zure E-nummers. In België proef ik alleen de ongelukkige beestjes. België wint.
Voordat Nederland dadelijk op een onoverbrugbare achterstand in de totaalscore staat moet je misschien maar alle eten en drinken samenvatten in een enkele match: Nederland twee (pindasaus en perenijsjes), België vijfmiljoentriljoen.
Het is duidelijk dat jij nog nooit de filet american van slagerij Bartels in winkelcentrum de Grote Beer te Hoorn hebt gegegeten. Was dat wel zo geweest dan zou Belgie op een voorlopig onoverbrugzame achterstand staan :)
Ik zit met een hollands lief thuis.
En dus ook met een hollandse schoonfamilie.
En IEDERE keer we naar daar gaan moet ik twee dingen meenemen:
Witte pistolets van bij de bakker en reuzehoeveelheden prepare.
Ik reis nu al drie jaar regelmatig naar nederland (waarvan 1 jaar non stop) en ik heb er nog nooit van mijn leven goede prepare gevonden. (ook niet bij de chique slagers/traiteurs) Ik vind de prepare er ontzettend vies. (en ik ben een kenner: prepare staat in mijn top drie van lievelingsvlees, dus ik probeer het overal) :) (en over de toetjes: klopt: jullie hebben er duizendenzoveel meer maar de allerlekkerste is inderdaad dat veeeeeel te kleine potje van delhaize met dat koekje in)
Hoewel ik Nederlandse prepare afschuwelijk vind, moet ik zeggen dat ik Belgische supermarktprepare meestal e-nummers bevat (zij het geen 200) en ook tamelijk smakeloos is.
Ah, ja, het was wat gechargeerd, maar als je Nederlandse supermarktpreparée hebt gegeten zul je de Vlaamse hemels vinden.