Kan iemand me even bijpraten over het algemeen belang?
Het is 1994, School voor Journalistiek, Ravellaan, Utrecht. Ik sta in een lokaal en moet iemand bellen voor een interview.
‘Goedemiddag, ik ben Maartje Luif, mag ik u wat vragen stellen over dit en dat en zus en zo’
Dat mag.
Ik vraag veel, noteer ijverig, ik bedank en ik hang op.
Achter mij staat een docent.
‘Heb je helemaal niet gezegd dat je journalist was?’
‘Nee, het was niet nodig, die man wilde zo ook wel praten.’
‘Één ding’, zegt hij, ‘we strijden altijd met open vizier. Dus we vertellen altijd dat we journalist zijn en voor welk medium we werken.’
Okee’, zeg ik.
Het is 1997, ik zit in het derde jaar van de School voor Journalistiek. Ik wil een verhaal schrijven over relatiebureaus, en een over het misbruik van stichtingen als rechtspersoon, en een verhaal over de toevoer van hasj naar coffeeshops. ‘Ga undercover! Bij allemaal. Als je dat niet doet ben je geen knip voor je neus waard.’ Een andere docent, een andere visie. Ik deed het niet.
Het is 1998. De hoofdredacteur van het vakblad zegt: ‘We doen het undercover.’
‘Kan dat wel?’ vraag ik.
‘Als je het niet kunt uitdiepen zonder undercover te gaan en het dient een algemeen belang, dan valt het te verdedigen.’
En dat is zo, dus we doen het.
De artikelenreeks is een succes en niemand valt ons erop aan, behalve de organisaties waarover we undercover berichten.
Het is 2003 en als docent krijg ik tijdens redactievergaderingen op de School voor Journalistiek regelmatig te maken met studenten die undercover willen gaan. Bij relatiebureaus, bij studentenverenigingen, bij overheidsorganisaties, noem maar op. Steeds opnieuw moet ik beoordelen: is het algemeen belang hiermee gediend? Is het de smet op het blazoen van de transparante journalistiek waard? Wat zijn de grenzen van het algemeen belang? Als een groep studenten een te kleine groep is om het algemeen belang te definiëren, welke groep moet ik dan wel voor ogen houden? Vaak zeg ik nee. Soms zeg ik ja.
Het is 2010 en op Villamedia lees ik dat de commentaarschrijver van NRC van mening is dat in het geval van de undercoveractie van HP/De Tijd bij de PVV ‘van een dergelijk belang geen sprake is’. Jan Dijkgraaf van HP/De Tijd is het daar niet mee eens en roept iets over journalistieke plicht die boven burgerplicht gaat.
Maatschappelijk belang, journalistieke plicht. Het gaat over tafel alsof het niks is. En aan elk argument hangt de schijn van gelijk.
Het is 2065 en wetenschappers zoeken nog steeds met onderzeeërs naar de grenzen van het algemeen belang. Er zijn veel doden gevallen. De journalistieke plicht is afgeschaft. Alleen vrijwilligers kunnen zich nog melden. Dat zijn mensen die er zelf voor kiezen en die zich dus niet kunnen beroepen op ‘dwang van het algemeen belang’.
Ik ben 91 en ik kan me met moeite herinneren dat ik ooit terechtgewezen werd omdat ik iemand opbelde zonder te vertellen dat ik journalist was.
Het probleem is, denk ik, dat een aantal journalisten zichzelf erg serieus neemt en continu denkt dringend voor het maatschappelijk belang te moeten vechten. Volgens mij valt die urgentie wel een beetje mee.
Overigens kreeg ik ooit van een GP docent te horen (Zwolle) dat ik mijn ‘erotische charme’ moest gebruiken om bij mensen verhalen los te krijgen. Tja.
Als je veel in landen komt waar de journalistiek zich niet heeft ontwikkeld en waar weinig tot geen journalistieke vrijheid is, begrijp je eigenlijk pas het belang van journalistiek. Zonder journalisten is het verdomde lastig om misstanden boven tafel te krijgen, waarheden te ontrafelen en een tegenwicht tegen machtsapparaten te bieden. Nu het internet zich steeds meer als journalistiek medium heeft ontwikkeld, zie je toch dat sommige overheden beduidend minder kunnen ‘flikken’. Soms móeten journalisten gewoon undercover, ben ik het mee eens. Alsof een bijvoorbeeld een corrupte politicus uit zichzelf zijn corrupte prakijken uit de doeken zou doen. Dat sommige journalisten te ver doorslaan, nou ja, dat vind ik een acceptabele bijwerking…
Begrippen als ‘maatschappelijk belang’ en ‘journalistieke plicht’ worden volgens mij de laatste jaren te vaak gebruikt als eufemisme voor ‘scoringsdrang t.o.v. collega en concurrent’. Voor het overige onderschrijf ik Rians observatie waar ze het heeft over de zichzelf zo serieus nemende journalist. Die GP-docent was gek (en ik was het niet)
Het zijn mooie verworvenheden die wij hebben. Jammer dat er een paar zijn die vinden dat zij daar misbruik van mogen maken. Maar goed, idioten blijven bestaan.
nee, beter wordt het nooit meer
een journalist kan snel roepen: ‘de mensen hebben het recht om dit te weten!’
in deze samenleving waar informatie macht is en smeuïge details het altijd goed doen, denk ik dat je je altijd de vraag moet stellen wat het ‘slachtoffer’ (mens, club, instantie…) te verwerken krijgt, of de mensen in de buurt van het ‘slachtoffer’. Journalisten zijn tegenwoordig arrogant. ze mogen niet vergeten dat wat ze doen geen spelletje is. alleen daarom al zou ik altijd aarzelen…
Vrouwe Zezunja,
Toen ‘Ik Ali’ van Günther Wallraff in 1985 verscheen, kon hij op veel instemming en steun rekenen van de linkerzijde. Toen al, dus. Men zag daar niet veel graten in. Sedertdien is mij nooit duidelijk geworden hoe dat nu eigenlijk zit met die deontologie van het undercover gaan.
Ik begrijp dus uw verwarring: het is een schemerachtig en mistig gebied.
Met vriendelijke groeten,
De Drs.